030-7370489 & 030-7370553 info@kinderergotherapieutrecht.nl

specialisaties

Fijne motoriek

Kleutervaardigheden zoals knippen, kleuren, tekenen, vouwen en bouwen helpen een kind bij het ontwikkelen van zijn/haar voorkeurshand en zijn/haar fijne handmotoriek. Deze ontwikkeling verloopt niet vanzelf, er is oefening voor nodig. Kleuters die moeite hebben met het uitvoeren van fijn motorische taken zullen deze taken veelal niet leuk vinden en gaan ontwijken. Dit kan een indicator zijn voor eventuele schrijfproblemen in groep 3.

Bij Kinderergotherapie Utrecht begeleiden we kinderen die moeite hebben met:

  • een actieve zithouding aannemen
  • het vasthouden van een potlood, schaar, pen
  • kleuren binnen de lijnen
  • knippen op een lijn
  • prikken
  • vouwen
  • aan- en uitkleden
  • hanteren van bestek
  • veters strikken
  • het lateralisatieproces

Schrijfproblemen

Schrijfproblemen uiten zich in een slecht leesbaar handschrift, maar ook in een foutieve pengreep, een traag tempo en/ of schrijfkramp. Het schrijven vraagt dan te veel energie van het kind en wordt als belastend ervaren. Een vroegtijdige signalering en interventie voorkomt dat het kind gefrustreerd raakt of achter gaat lopen met de lesstof.
‘Schrijven’ is een complexe vaardigheid, waar heel veel ontwikkelingsprocessen bijeenkomen, zoals de motoriek, visuele waarneming, organisatievermogen en concentratie. Dit moet uiteindelijk leiden tot een geautomatiseerde vaardigheid, zodat je je kunt richten op de inhoud van wat je wilt schrijven en niet op hoe je het schrijven aanstuurt.

Bij Kinderergotherapie Utrecht begeleiden we kinderen die moeite hebben met:

  • pengreep
  • pendruk
  • vingerbewegingen
  • schrijven binnen de lijnen
  • vormen van letters en cijfers
  • bladligging
  • bladindeling
  • links- danwel rechtshandigheid

Sensorische informatieverwerking 

De hele dag door nemen onze zintuigen informatie op uit de wereld om ons heen én uit ons eigen lichaam. Dit gebeurt op onbewust en bewust niveau. Vervolgens reageren we op die informatie. Dat noemen we zintuiglijke prikkelverwerking, ofwel sensorische informatieverwerking.
Als zintuiglijke waarnemingen goed door het zenuwstelsel worden verwerkt voelen we ons ook goed, kunnen we leren en spelen. 

Onze 8 zintuigen zijn: horen, zien, ruiken, proeven, voelen, houding- en bewegingsgevoel en het interne zintuigsysteem. Deze zintuigen geven informatie over ons eigen lichaam en de wereld om ons heen.

Met deze informatie kunnen we onszelf beschermen, kunnen we leren en voelen we ons prettig.

Onze hersenen schatten prikkels op waarde en geven het een betekenis. Dit vindt zowel op bewust als op onbewust niveau plaats. Je reactie is wat je doet met een prikkel; in gedrag, motoriek, emoties en spel. Deze beleving is een bepalende drijfveer voor ontwikkeling; het zorgt ervoor dat je wil onderzoeken, wil herhalen of juist bepaalde handelingen niet wil doen. Met een juiste verwerking van alle zintuigprikkels zijn we in staat om snel situaties te interpreteren en er op te reageren. Dan kunnen we ons beschermen, ons prettig voelen en ons als zelfstandig individu ontwikkelen.

Ieder mens heeft een bepaalde hoeveelheid prikkels nodig om goed te functioneren. Niet te weinig en niet te veel. Als onze zgn. prikkeldrempels te hoog of juist te laag zijn, komen er te weinig of juist te veel prikkels in onze hersenen binnen. Dit zie je terug in een niet adequate manier van reageren. 

Kenmerken van een kind met een hoge prikkeldrempel en een actieve strategie om hier mee om te gaan:
– zoekt actief naar (extra) prikkels (beweging, friemelen, aanrakingen, geluid etc).
– de prikkels mogen hard zijn, lang duren en vaak herhaald worden.
– krijgt niet snel genoeg prikkels binnen; want prikkels ─ véél prikkels ─ zijn juist fijn!

Kenmerken van een kind met een hoge prikkeldrempel en een passieve strategie om hier mee om te gaan:
– gaat niet zelf op zoek naar de extra prikkels waar wel behoefte aan is.
– oogt slomer/vermoeid, mist informatie.
– leeft op van prikkels als deze aangeboden worden.

Kenmerken van een kind met een lage prikkeldrempel en een actieve strategie om hier mee om te gaan:
– probeert zelf de prikkels in zijn/haar omgeving te beïnvloeden (meer of minder prikkels)
– probeert onprettige prikkels te vermijden (doet niet mee met gym, staat aan zijkant schoolplein, wil niet lijmen/verven etc).
– zoekt prikkels op die dempen.

Kenmerken van een kind met een lage prikkeldrempel en een passieve strategie om hier mee om te gaan:
– raakt regelmatig overprikkeld (huilen, boos, vermoeid etc)
– heeft veel baat bij dempende prikkels als deze aangeboden worden.

Wanneer de sensorische informatieverwerking afwijkend verloopt kan dit leiden tot opvallend gedrag bij een kind. Wat het moeilijk maakt is dat afwijkend gedrag niet altijd als sensorisch gedrag wordt herkend. Het gedrag kan door ouders, leerkrachten of anderen verkeerd worden begrepen of zelfs als storend worden ervaren.

Een kind dat sensorisch in balans is kan beter functioneren thuis en op school, slaapt beter en staat open voor communicatie en ontwikkeling!

Executieve functies

Een groep vaardigheden met een basis in het brein. Deze kinderen begrijpen vaak heel goed het ‘wat’ maar worstelen met het ‘hoe’. De term executieve functies is een containerbegrip voor de mentale processen die een superviserende rol hebben bij het denken en het gedrag. Dankzij de executieve functies kan iemand een strategie bedenken, beginnen met een stapsgewijze aanpak, effectief reageren op veranderingen en problemen en dat alles terwijl het uiteindelijke doel in het oog wordt gehouden. 

  • Plannen en organiseren: Het vermogen om gedachten, taken, spel en opbergruimtes te ordenen. 
  • Werkgeheugen: Geheugen dat ten dienste staat van actie; een dynamisch proces dat de volgende functies omvat: nieuwe informatie beoordelen, opgeslagen informatie ophalen, vasthouden en bewerken om een cognitieve taak te voltooien. 
  • Initiatief nemen: Het vermogen om met een taak of activiteit te beginnen en zelfstandig ideeën, antwoorden of probleemoplossende strategieën te genereren. 
  • Taakmonitoring: Het vermogen de eigen prestaties te monitoren en te vergelijken met wat er nodig is voor een taak
  • Gedragsevaluatie: Het vermogen om het eigen gedrag te observeren en vast te stellen of het voldoet aan expliciete verwachtingen en ongeschreven sociale regels
  • Inhibitie: Het vermogen ‘op de rem te trappen’ of gedrag op een gepast moment te stoppen
  • Emotieregulatie: Het vermogen om over de eigen gevoelens na te denken en vanuit dat besef emotionele reacties te sturen
  • Flexibiliteit: Het vermogen om te ‘schakelen’, om van de ene naar de andere situatie te gaan en flexibel te denken, zodat men adequaat reageert op een nieuwe of onverwachte situatie

Belasting – belastbaardheid 

Wat wil uw kind doen en wat moet hij doen van u als ouders of van de leerkracht?
Is uw kind vaak of snel moe? Voel uw kind zich TE druk? Heeft uw kind moeite met concentreren? Krijgt uw kind geen energie van de dingen die hij/zij doet? Ervaart uw kind stress? Heeft het slaapproblemen?
Deze problemen kunnen ook een relatie hebben met kwetsbaarheden in de sensorische informatieverwerking.